Welwezen
Kantoorachtige ruimte. Links een deur en op de achtergrond een deur. Twee bureaus, haaks geplaatst, niet aan elkaar. Aan het bureau het dichtst bij de deur op de achtergrond zit SANDRA. Als het doek opgaat is zij bezig te telefoneren. Het andere bureau staat met zijn smalle kant tegen de wand waarin een schuifloket. SANDRA: (komt binnen, terwijl zee haar jas uitdoet, in de telefoon, na enige tijd luisteren) Maar het gaat toch om jou, als vrouw? (luistert) Maar het gaat toch om jou, als vrouw? (luistert) Maar luister nou toch, Hilde, schat, dát is het punt toch niet? Het gaat toch om jou als vrouw? Hoe je binnen die relatie functioneert als vrouw? Het gaat er toch helemaal niet om wie gelijk heeft? Misschien heeft hij best wel gelijk. Best wel. Maar daar draait het toch niet om? God, hij kan wel zoveel gelijk hebben! Dat is toch onzin, gelijk hebben? (luistert) Ja, weet ik wel, maar dat is niet eerlijk, zijn beroep op redelijkheid! Jezus, redelijkheid! Wat is dat nou, redelijkheid? (luistert) Ja, hij kan makkelijk redelijk zijn. Omdat hij nou toevallig dit ene keertje gelijk heeft. (luistert) Natuurlijk! Hij zal wel vaker gelijk hebben. Dat is z'n goed recht! (Janine komt binnen, hangt jas aan de kapstok) Maar even zo goed is het jouw goed recht om ongelijk te hebben! (luistert kort) Nee! Dat zeg ik niet! Ik zeg niet dat je ongelijk moet bekennen! Dat is verdomme het laatste wat je moet doen! (Op dat moment komt via de linker deur JANINE binnen, mappen onder haar arm, hij loopt naar het andere bureau, legt de mappen neer, ordent wat papieren e.d. op z'n bureau, doet wat laden open, enz. ) SANDRA: (nog steeds aan de telefoon, maar nu zachter) Luister, Hilde, ik moet nu ophangen... (luistert kort) Wat je moet doen'? Nou... gewoon. Je gooit 'm iets naar z'n hoofd. (luistert kort) Nee, dat niet! Dat is te heavy! (luistert kort) Dat is beter, ja. Het gaat om het gebaar, niet? Oké, hou je taai, doeg! (hangt op. Wendt zich tot de man) Hè, hè. (diepe zucht) JANINE: Hilde zeker. SANDRA: Nou. Hoe was het? JANINE: 0, het was erg bevredigend vandaag. Er zijn heel wezenlijke dingen gezegd. Vooral door Harry. SANDRA: Is dat geval van vorige week nog aan de orde geweest? Weet je wel, je zou er een apart item van maken. JANINE: Nee, we hebben meer in het algemeen geëvalueerd. Onze koers. Onze filosofie. Dat soort dingen. Hoe laat is het? SANDRA: (kijkt op haar horloge) Het is dertien minuten over tien. JANINE: Oh, dan zijn we al open. SANDRA: Maar je gaat er toch een apart item van maken? JANINE: Nou, ik wil het ook weer niet te veel isoleren, dan raakt het zo ondergesneeuwd. SANDRA: Je bedoelt dat de stapel aparte items al hoog genoeg is? JANINE: Ja, ook dat. Het gaat vooral om de algemene filosofie, dat die kan doordringen in afwijkende gevallen. SANDRA: Als dat zou kunnen. HERMIEN (treedt binnen) Goedemorgen JANINE: (zonnig, opgewekt) Goedemorgen! Wat kunnen wij voor u doen? HERMIEN: (na enige aarzeling) Ik ben niet gelukkig. JANINE: (luchtig) Nou, daar gaan we toch zeker iets aan doen? SANDRA: Wilt u een afspraak maken? HERMIEN: Kan ik niet meteen geholpen worden? Het is tamelijk dringend... JANINE: Ach, jeminee, zijn we er zo erg aan toe? HERMIEN: ...en ik heb vandaag nog meer te doen. JANINE: (wendt zich tot SANDRA) Hebben we nog een gaatje? SANDRA: (slaat agenda open) Om elf uur is er een stafbespreking van deze gang. Maar dat kan ik van je overnemen. JANINE: Nee, nee, want ik wil met Kees nog even rond komen over het veldwerk, anders blijft dat weer een dag liggen... (draait zich naar HERMIEN) Ik heb twintig minuten voor u. Maar ik garandeer niet dat we er dan al uit zijn. HERMIEN: Nou ja, twintig minuten... Het is beter dan niks. JANINE: Zo mag ik het horen. SANDRA: Zal ik uw jas aannemen? (HERMIEN trekt haar jas uit) Wat een prachtige jas. HERMIEN: Meent u dat nou? Ik vind er niets aan. Gewoon een jas. SANDRA: Nee, hoor, het is een hele mooie jas. Prachtige kwaliteit.(hangt jas op kapstok) HERMIEN: Nou ja, hij is wel warm. Dat geef ik toe. JANINE: (wijst op een stoel voor zijn bureau) Gaat u zitten. (HERMIEN gaat zitten) SANDRA: U weet hoe we hier werken? JANINE: Het is volstrekt anoniem. Ik hoef niks van u te weten, geen adres, geen woonplaats, geen geboortedatum, uw naam niet... HERMIEN: Ik heet Hermien. JANINE: 0... Nou ja... HERMIEN: Met een H... JANINE: (trekt haar wenkbrauwen op) HERMIEN: (doodernstig) Een grapje. JANINE: (lacht) ... Die mevrouw... Zal ik dan maar Hermien zeggen? Mijn naam is Janine. Met een J. (lacht) (Stilte ) JANINE: Wel... U was niet gelukkig, zei u... Hoe komt dat? HERMIEN: Weet ik veel. JANINE: Het moet toch een oorzaak hebben, denkt u niet? HERMIEN: Dat zal best. Maar de oorzaak kan me niet schelen. JANINE: Nou, kijk, als we de oorzaak weten... HERMIEN: Hoe kom je eraan, hoe kom je eraf, zo zit het een beetje.. JANINE: Goed... Eens even kijken... Bent u getrouwd? HERMIEN: Geweest. JANINE: Ah... Gescheiden. HERMIEN: Nee... Mijn man is dood. JANINE: (noteert) Ah... HERMIEN: Morsdood. JANINE: Hoe lang is dat nou geleden? HERMIEN: 's Kijken... Zo'n anderhalf jaar geleden ging ze de grond in JANINE: En daar heeft u veel weet van? HERMIEN: Daar heb ik wát van? JANINE: Ik bedoel... Daar heeft u veel verdriet over? HERMIEN: Welnee. JANINE: Niet? U hield niet van uw man? HERMIEN: Och, jawel... Op mijn manier... Maar dood is dood. Daar ben ik heel makkelijk in, in die dingen. SANDRA: Maar u zult haar toch wel missen? HERMIEN: Missen? Nee, hoor... Wat ik zei... Dood is dood. JANINE: Bent u een beetje gevoelsarm, is dat het? HERMIEN: Gevoelswat? JANINE: Gevoelsarm. SANDRA: (is druk bezig met ordners) Dat u niet zulke hevige gevoelens van verdriet en vreugde hebt als andere mensen... HERMIEN: Wat heb ik met de gevoelens van andere mensen te maken? JANINE: Ik bedoel... Wij bedoelen dit... Het is heel normaal dat als je vrouw sterft, dat je dan om haar rouwt, verdriet hebt. SANDRA: Dat je haar dagelijks mist... HERMIEN: Dat is normaal? SANDRA: Nou, en of. HERMIEN: (kijkt even op) Nou, dat zal wel wezen. Maar ik wil niet normaal zijn, ik wil gelukkig zijn. JANINE: Maar gelukkig zijn, of, in uw geval, ongelukkig zijn, dat is toch ook een gevoel? HERMIEN: (gaat staan) Ja, in zekere zin... Het is meer een toestand... JANINE: Maar dat is toch een toestand waarin u verandering wilt brengen? HERMIEN: Ja. JANINE: Nou, dan zijn we het daar in elk geval over eens. HERMIEN: (naar buro) Het vlot niet erg, hè? JANINE: Hoe bedoelt u? HERMIEN: Nou... Dit gesprek... JANINE: (luchtig) 0, maar ik weet zeker dat we eruit komen, hoor. HERMIEN: (knikt somber en ploft op stoel) JANINE: Als we nu eenmaal maar een ingang hebben... HERMIEN: Een ingang? (kijkt een beetje verward naar de deur) JANINE: Iets waar we mee beginnen kunnen. Kijk, willen we u kunnen helpen dan moeten we natuurlijk een heleboel van u weten. HERMIEN: Behalve dan mijn naam, mijn adres, mijn geboortedatum... JANINE: Die doen er inderdaad niet toe. Nee, we moeten eerst vaststellen hoe u zich voelt... HERMIEN: Heel goed, dank u. JANINE: En u was niet gelukkig? HERMIEN: Maar ik verkeer wel in goede gezondheid. JANINE: Maar u bent niet gelukkig. HERMIEN: Nee. JANINE: Goed. Goed. (diepe zucht) Vertelt u eens... Wat zou u willen? HERMIEN: (gaat staan en achterlangs ijsberen) Ik zou eigenlijk het liefst de hele boel hier kort en klein willen slaan. (Verwarring alom, maar Janine beheerst zich met enige moeite. Sandra is opgesprongen en wil de telefoon grijpen, waarschijnlijk om de politie te bellen, maar Janine weet haar met een blik en een haast ongemerkt hoofdschudden van dat voornemen af te brengen. ) JANINE: (korte paniek) Goed.goed, goed (herstelt zich op rustige, vaderlijke toon) stel... U doet dat. U slaat hier de boel kort en klein. Hoe lang zal dat bij elkaar duren? Ik bedoel... Tot alles kapot is? Een uur? Een half uur? HERMIEN: (kijkt rond) Kwartiertje, schat ik. JANINE: Laten we zeggen, twintig minuten. Goed, dan is alles stuk en vernield. Zou dat u gelukkig maken? HERMIEN: (wijst met een hoofdknik naar de linker deur) Wat zit daar dan achter? JANINE: (kijkt ook even) Nou, goed, dan slaat u het daar ook in elkaar... Maar daar wordt u toch niet gelukkig van? HERMIEN: Het is toch te proberen? JANINE: Welnee, welnee. Daar schieten we toch niks mee op? (Sandra aankijken) Bovendien, dat zouden wij hier niet zo prettig, vinden, hè? SANDRA: Nee. HERMIEN: Wat niet? JANINE: Als u de boel in mekaar slaat. Dat zouden wij bepaald onprettig vinden. SANDRA: En dat wilt u toch niet? JANINE: Nou? HERMIEN: (gaat zitten) Wat niet? JANINE: Andere mensen verdriet doen. HERMIEN: Nee? JANINE: Natuurlijk niet. Je wordt niet gelukkig door andere mensen verdriet te doen. HERMIEN: 0, nee? Ik zie het anders veel gebeuren in mijn omgeving. JANINE: Dat meent u niet. HERMIEN: Om de bliksem meen ik dat wel. Hoeveel zijn er niet die zich lekker voelen ten koste van anderen? JANINE: (ontkennend) Dat lijkt maar zo. Die mensen zijn niet echt gelukkig. HERMIEN: Niet? Ik wil wedden van wel. JANINE: Welnee, welnee. Dat is geen echt geluk. Het echte geluk gaat niet ten koste van je medemens. HERMIEN: Nee? JANINE: Nee. En dat weet u ook wel. HERMIEN (staart voor zich uit, werpt dan het hoofd in de nek en denkt geruime tijd na, naar het plafond kijkend. Dan kijkt zij lange tijd Janine aan. ) HERMIEN: Slijmbal. JANINE: Waarom zegt u zulke dingen? Wat schieten we daar nou mee op? HERMIEN: Vrijwel niks. Maar het moest er even uit. JANINE: Moet u nou eens horen... U wilt toch wel geholpen worden? HERMIEN: (schiet naar voren en leunt met zijn armen op het bureau) En jij wilt wel helpen, hè? JANINE: Natuurlijk. Daar ben ik hier voor. HERMIEN: (staart naar de grond, schudt zijn hoofd, zuur glimlachje om de mond) Slijmbal. JANINE: (geirriteerd) Ja, ik weet werkelijk niet wat ik met u moet beginnen. U moet toch een beetje meewerken, hoor. HERMIEN: (boos) Meewerken? Zeg, ben jij een beetje gek? Daar betalen we jou niet voor! Jij wordt betaald om mij gelukkig te maken. JANINE: Daar vergist u zich in. Ik kan u niet gelukkig maken. HERMIEN: Wat doe je hier dan, slijmbal? JANINE: (kordaat) Luistert u nou. Wat wij hier doen is de mensen het instrument in handen geven waarmee ze aan hun eigen situatie kunnen werken om weer een zinvol en gelukkig leven te leiden. HERMIEN: (gaat staan) Een instrument? Wat is dat voor instrument, in vredesnaam. Werken jullie hier met apparaten? JANINE: Dat is flauw! U weet best dat ik in overdrachtelijke zin sprak. HERMIEN: Goed... Maar je moet me toch niet teveel met die flauwekul aan boord komen. Instrument. Wat bedoelen jullie daar nou mee? JANINE: Er komen hier mensen... En die zijn het spoor bijster. En die helpen wij door ze te helpen zoeken naar de weg naar... Nou, ja... Naar het geluk... Al is geluk een beetje een groot woord... Wij nemen ze als het ware bij de hand... HERMIEN: Je blijft met je tengels van me af, hoor je! Daar moet ik niks van hebben, zeg! JANINE: (irritatie, ongeduldig) Ik zei: als het ware. Als u al mijn abstracties letterlijk gaat nemen... Ik bedoel... Dat is zo goedkoop! Dat is zo kinderachtig! Ik bedoel... Als ik zeg: de weg naar het geluk en u zegt dan: Gaan we met de auto? (nadrukkelijk) Ja, jeee... HERMIEN: (gaat staan, richting Sandra) Een grapje! Waarachtig! Je maakt een grapje! De weg naar het geluk, gaan we dan met de auto. Een grapje! (draait zich om naar Sandra) Hóórde u dat? Mevrouw maakte een grapje! SANDRA: (glimlachend) Ik heb het gehoord, ja. HERMIEN: Vond u hem leuk? SANDRA: Tja... Nou ja... Ik vond 'm wel aardig, ja. HERMIEN: (draait zich weer naar Janine) Het is niet te geloven. Een grapje. JANINE: Ja, ik begin me nu werkelijk af te vragen wat u nou eigenlijk van mij wilt. (gaat staan richting Hermien, face to face) Kijk, ik wil uw probleem best serieus nemen, maar als we verzanden in een soort woordspelletje, dan zie ik er eerlijk gezegd de zin niet zo erg van in. Ik bedoel dit: als u wil dat wij uw geval ernstig nemen, dan is toch het minste wat u van uw kant kan doen, ons ernstig nemen. HERMIEN: 0, nee. Sorry, neem me niet kwalijk. Het zal niet meer voorkomen. Even serieus. Wat wilt u van me weten? JANINE: Laten we bij het begin beginnen. (gaat zitten) HERMIEN: Heel goed. JANINE: U komt hier binnen en u zegt: ik ben niet gelukkig. HERMIEN: Klopt. (ploft op stoel) JANINE: Heeft u zelf enig idee wat u ongelukkig maakt? Zijn het bepaalde omstandigheden, is het misschien iets uit uw jeugd, vertelt u eens wat... HERMIEN: Over mijn jeugd? JANINE: Nou, bijvoorbeeld... HERMIEN: M'n jeugd. Ja, god... Wat zal ik daar nou 's over zeggen? JANINE: Was u gelukkig, als kind? HERMIEN: Weet ik veel? Ik weet het niet. Het zal wel. JANINE: Heeft u prettige herinneringen aan die tijd? HERMIEN: Nou, nee, niet speciaal. Gewoon. JANINE: Hoe was de relatie met uw ouders? HERMIEN: M'n ouders? JANINE: Ja. Hield u van uw ouders? HERMIEN: Jezus! (staan, tegen Sandra) Waarom moet ik van dat mens van mijn ouders houden? ? Nou weer m'n ouders! Houden van, houden van, dat gelazer allemaal! Gewoon! M'n ouders. Beste mensen. Alle twee. Ik vond ze wel aardig, geloof ik. Ja, ik vond ze wel aardige mensen. Niet helemaal goed bij hun hoofd, voor zover ik me kan herinneren, maar beste, brave luitjes... (mompelend) Houden van... Houden van... Jezus... JANINE: Het valt me op dat u erg afstandelijk over uw ouwelui praat. HERMAN: Over m'n wat? JANINE: Over uw ouwelui. HERMIEN: (naar Janine toe) Ach, mag dat ouders zijn, alsjeblieft? Ouwelui. Wat een woord. JANINE: Ouders, dan? HERMIEN: Ja, wat is daarmee? JANINE: Ik zei, dat ik vind dat u nogal afstandelijk praat over uw ouders. HERMIEN: Afstandelijk? Ja, nou, dat zal best. Het is toch ook een hele afstand, naar mijn jeugd? Afstandelijk. JANINE: In elk geval... Een echte nare jeugd hebt u niet gehad. HERMIEN: (plof op stoel) Nee, een echte nare jeugd heb ik niet gehad, nee. JANINE: Nee, nee. HERMIEN: (sarcastisch vrolijk)Nee, hupsee... Zet daar maar een kras doorheen, door die jeugd van mij. Daar komen we niet ver mee. JANINE: (ongeduldig) Kunt u nou zelf niet een beetje aangeven waar het 'm in zit? HERMIEN: Waar het 'm wat in zit? JANINE: Uw gevoel van onvrede. HERMIEN: Als ik wist wat er aan schortte, dan zat ik hier niet. JANINE: Dat begrijp ik wel. Maar is er nu niet iets dat u gelukkig zou kunnen maken? HERMIEN: Nee, niks. Helemaal niks. Dat is 't 'm nou juist, hè. JANINE: Alles lijkt u even zinloos. HERMIEN: 0, maar zinloos... Dat vind ik niet erg. Niks hoeft voor mij zin te hebben. Als ik er maar aardigheid in heb. JANINE: En u hebt nergens aardigheid in. HERMIEN: Weinig. JANINE: Weinig, zegt u. Dus toch wel een beetje? HERMIEN: 0, god! (wendt zich tot Aandra) Ze ziet weer een lichtpuntje. JANINE: (op dat moment gaat de telefoon, gaat 2x over) Janine pakt 'm op) Hallo? Ja! Ik kom er aan! (legt de telefoon op de haak) Het spijt me. Hier moeten we het bij laten. (steekt zijn hand uit) Maakt u met Sandra een afspraak voor de volgende keer. HERMIEN: (dichtbij buro) Om de dooie dood niet. Niks afspraak. Nu! Je gaat me nu helpen. Ik ben niet dat hele end door weer en wind gekomen om na vijf minuten een warme hand te krijgen en weer op straat te staan. JANINE: Weest u nou een beetje redelijk, meneer. Dit is de normale procedure. We houden altijd eerst een oriënterend gesprek en dan maken we een afspraak voor de verdere behandeling. HERMIEN: Een oriënterend gesprek? Was dit een oriënterend gesprek? Mij een beetje doorzagen over m'n jeugd en m'n ouders? Ik wil geholpen worden! (buigt zich dreigend naar Janine over) Jij gaat me gelukkig maken, meneertje. En wel meteen! JANINE: U denkt dat dat zo makkelijk gaat. We hebben echt veel meer tijd nodig om te weten wat we in uw geval moeten doen. HERMIEN: Je zag een lichtpuntje, zonet! Geef het maar toe! Je zag een lichtpuntje! JANINE: Luistert u nou... HERMIEN: Als je een lichtpuntje ziet, moet je daar aan vasthouden, niet? Als je daar mee wacht is het voorbij. Je moet het ijzer smeden als het heet is. Dat kan echt niet blijven wachten tot volgende week of zo. Wanneer had je me dan terug willen laten komen? JANINE: We zullen zien of we aan het eind van de week een gaatje hebben. HERMIEN: Een gaatje? Ik ben hier toch niet bij de tandarts? SANDRA: Vrijdag, aan het eind van de middag zou kunnen... HERMIEN: Vrijdag? Man, dan kan ik al wel dood zijn! JANINE: Is dat een dreigement? HERMIEN: Een dreigement? Helemaal niet. JANINE: Nee, u lijkt me ook helemaal niet het suïcidale type. HERMIEN: Wat voor type? Geen paniek. Jij gaat netjes achter je bureau zitten en jij gaat maar eens flink aan de slag. En over een uurtje of wat wil ik daar (wijst op de deur waardoor hij naar binnen is gekomen) zingend en dansend naar buiten huppelen, begrepen? De klant is nog altijd koning, hoor! Aan de slag. De handen uit de mouwen. (leunt achterover en slaat de armen over elkaar) SANDRA: Nu moet u eens goed luisteren, mevrouw... HERMIEN: Met jou heb ik helemaal niks te maken. Ik ben hier met je baas in gesprek. Die man gaat mij als de wiedeweerga gelukkig maken en daar moet jij je grote snavel niet tussen steken! JANINE: (kordaat, gaat staan) Mevrouw, nu is het genoeg. U kunt zich gedragen, anders zie ik het nut van verdere gesprekken niet in! Dan gaat u maar ergens anders uw geluk zoeken. HERMIEN: Ho, ho, ho eventjes. Jij moet niet zo'n toon tegen me aanslaan. Jij wordt hier betaald om mensen te helpen en niet om ze de mantel uit te vegen. Als ik daar behoefte aan heb weet ik wel andere instanties. JANINE: Laten we nou verder niet moeilijk doen, mevrouw. Ik moet nu echt weg. (pakt een aantal mappen, staat op en loopt de linker deur uit) Als u wilt kunt u een afspraak maken met Sandra HERMIEN: Daar ben ik mooi klaar mee. (gaat op het bureau bij Sandra zitten) SANDRA: (kijkt in een agenda) Hoe denkt u over vrijdag? HERMIEN: Hoe denk ik over wat? SANDRA: Vrijdag. Aanstaande vrijdag. Voor een nieuwe afspraak. HERMIEN: Ben jij niet bevoegd? SANDRA: Bevoegd? HERMIEN: Om mij te helpen. Ik bedoel... Die druiloor heeft kennelijk geen zin in me, maar hoe zit het met jou? Kun jij me niet gelukkig maken? SANDRA: Luistert u nou, mevrouw, ik... HERMIEN: Zal je baas raar staan te kijken als hij straks terugkomt en ik ben plotseling een heel ander mens. Zingend en dansend. (maakt danspassen) Dan heb je 'm toch aardig tuk, niet? SANDRA: (nuffig) Zo werken we hier niet. HERMIEN: Dansen... Zou je wel met me willen dansen? SANDRA: Mevrouw, toe nou... Wat is dat nou weer voor onzin. HERMIEN: Gewoon een dansje. Een quickstep... SANDRA: Nee, nee, nee. HERMIEN: Of een Engelse wals... SANDRA: Hoe laat wilt u vrijdag komen? HERMIEN: Of een tango! Laten we de tango dansen. SANDRA: Houdt u nou eens op. Ik wil een afspraak maken. In uw eigen belang... HERMIEN: Eén tango'tje... Wat kan dat nou voor kwaad, een zo'n lullig tango'tje. (is van het bureau gesprongen en op de SANDRA toegelopen) Kom... Je hebt verder toch geen klanten. (kijkt in zaal) Oh toch wel, ik zie zelfs een paar bekenden, maar die kunnen wel even wachten SANDRA: Mevrouw, wat is dit nu... Het is hier geen dansschool... HERMIEN: Ik hoef 'm ook niet te Ieren... Ik kan 'm... De tango... SANDRA: ... . HERMIEN: Eén tango'tje, kom... SANDRA: ... HERMIEN: Daarna ga ik weg... Beloofd... Erewoord. Daar gaat-ie... Taroemtata, tarara rara roemtata... Je danst zo stijf... Kom... Laat je gaan... Taroempata... Dit is een vurige tango... Tararatoem teroem... Een beetje losser... Ben jij gelukkig? SANDRA: ... HERMIEN: Gaat me niks aan, zeker. SANDRA: ... HERMIEN: Beroepsgeheim, zeker? SANDRA: ... JANINE: (komt binnen, mevrouw, wilt u hasr direct loslaten, dit is ongehoord, waarom doet u dat?) HERMIEN: Ik hou van dansen, u vroeg mij wat me gelukkig maakt, dat is dansen, en als ik dat doe wordt u boos, ik snap het niet meer JANINE: u kunt niet zomaar mijn collega vastpakken, waar wordt u nog meer blij van? Laten we daar naar eens op zoek gaan HERMIEN: Zingen, ik zing graag JANINE: Kijk eens aan, een doorbraak, u wordt gelukkig van zingen HERMIEN: (lont naar voren, gaat zingen) SANDRA (applaudiseert) JANINE: En... bent u nu gelukkig HERMIEN: (pauze, daarna op Janine af) Zo gemakkelijk kom je niet van me af, Van één liedje zingen wordt ik niet gelukkig. Jij moet me helpen, en nu meteen. Wil jij eigenlijk wel helpen? (Janine schrikt) JANINE: Laten we ons nou niet opwinden. Natuurlijk wil ik u helpen. Maar daar moet ik de tijd voor hebben. Nu heb ik de tijd daar niet voor, dat heb ik u al gezegd. Dus maken we een nieuwe afspraak. Weest u nou verstandig en maak met Sandra hier een afspraak. SANDRA: Vrijdag, half vier. JANINE: Nou, kijk eens aan... Vrijdag al.. . HERMIEN: (twee handen op het buro) Al? Mijn God... Noem je dat ai? Dat duurt eeuwen. Daar kan ik niet op gaan zitten wachten. Over mijn lijk, zeg. JANINE: Ik heb u al gezegd dat ik niet gevoelig ben voor dat soort dreigementen. HERMIEN: Dreigementen? Ik dreig toch helemaal niet? JANINE: U zegt: over mijn lijk. Dat noem ik dreigen. HERMIEN: Wat is dat nou weer voor flauwekul? Ik zeg toch over MIJN lijk, toch niet over JOUW lijk? JANINE: Goed. U dreigt niet, u chanteert. HERMIEN: (opstaan, ijsberen) Welja! Ga je klanten maar een beetje beledigen! Het wordt wel steeds grover, zeg. Nou word ik opeens uitgemaakt voor chanteur! JANINE: Mevrouw, luistert u nou eens... HERMIEN (kijkt zoekend de kamer rond, terwijl zij zijn hand opheft om te zeggen: ) 'wacht even', 'wacht even'. HERMIEN: Waar is hier het toilet? Ik moet opeens nodig. JANINE: Eh.. HERMIEN: (hand aan het kruis, haar benen krampachtig over elkaar) Snel een beetje. De nood is hoog. ‘ JANINE: Ja, hoort u eens... eh... HERMIEN: Ja, wat nou? Dit is toch een openbaar gebouw? Er zal toch wel een toilet zijn? Of doen jullie het voortdurend in je broek? (kijkt naar Sandra) Naar jouw gezicht te oordelen wel, hè? Nou, dat verdom ik. Kom op! Waar is hier de wc? JANINE: (zucht. Staat op. Opent de deur links) Hier deze deur door, gelijk om de hoek links... Dames. (HERMIEN vertrekt door de linker deur). SANDRA: 0, god. JANINE: Je redt het niet, hè? Ik bedoel... Je krijgt haar niet weg? Er zit niks anders op dan dat ik hier maar blijf. SANDRA: Dit heb ik nog niet meegemaakt. JANINE: (pakt de telefoon) Hans, Janine hier. Je zult het verder zonder mij moeten doen. Er zijn hier complicaties... Een cliënt, die niet weg wil... Nee, dat lukt niet. Gaan jullie in Godsnaam verder zonder mij... Alleen... Stel punt zes van de agenda dan uit tot de namiddagvergadering, goed? Oké, zie je! (legt de telefoon neer) SANDRA: Wat nu? JANINE: Ik heb nog nooit iemand meegemaakt die zo slecht kon omgaan met zijn emoties... HERMIEN: (komt op dat moment weer binnen) Wat hoor ik daar? Ik hoef helemaal niet 'om te gaan met mijn emoties' dat moeten jullie doen. Omgaan met mijn emoties. Als ik alles zelf kon zat ik hier niet, wel? JANINE: Laten we er even bij gaan zitten. (pakt stoelen en zet die in een soort kringetje) HERMIEN: Wat hebben wij net heerlijk de tango gedanst, hè? JANINE: Was u toen even gelukkig? HERMIEN: (gaat zitten,kijkt Janine even aan, kijkt dan voor zich uit) Ik herinner me nog... Ik was een meisje van achttien, negentien. Zaterdagavond gingen we altijd dansen in Tivoli, in de achterzaal. Er speelde een orkestje. En er was een jongen... Dirk heette hij. Dirk Beker. Een mooie jongen... Mooi... Niet te geloven. We wilden allemaal met hem dansen, maar dat lukte maar zelden. Mij zag jij niet eens stáán... Maar op een avond lukte het me, nogal aan het eind van de avond, om hem op de dansvloer te krijgen. Een tango was het. We dansten zwijgend, want ik was te verlegen om een mond open te doen. Toen zei hij 'Je danst goed.' Met zo'n verbaasd lachje. Het was ook zo. Ik kon aardig dansen in die tijd. En vanaf dat moment, dat hij zei je danst goed, liep ik leeg. Alles heb ik hem verteld. Alles wat er maar in mijn hoofd opkwam. En.. het gekke was... Hij luisterde ademloos, want op de een of andere manier vertelde ik goed. Ik was opeens welbespraakt. Ik weet nog dat ik dacht waar haal ik het vandaan. En het orkest speelde de ene tango na de ander. En wij zwierden over de dansvloer en ik bleef maar doorvertellen. En hij lachte, want ik was soms nog geestig ook, niet te geloven. En dat duurde, dat duurde... Het lijkt me alsof ik daar jaren de tango heb gedanst. Hij was heel dichtbij... Heel dichtbij. Niet te geloven, werkelijk niet te geloven. Met Dirk Beker. JANINE: En toen was u gelukkig? HERMIEN: Nou... Bijna. (staart voor zich uit) JANINE: En nu wilt u dat gevoel weer beleven? HERMIEN: Welk gevoel? (staart nog steeds voor zich uit) SANDRA: Dat gevoel van geluk. Toen u danste en praatte met die jongen. HERMIEN: (staan) Ik ben toch geen achttien meer? Ik kan nou wel de tango dansen tot ik er dood bij neerval, met jou of een jongen, maar zoals het toen was... Dat komt toch nooit meer terug? Bovendien... Ik weet sindsdien heel goed mijn mondje te roeren, dus als ik nu praat tijdens het dansen is dat heel gewoon. Trouwens... Waar kun je nou vandaag de dag nog ergens de tango dansen? Nergens toch? (staart voor zich uit) Er valt even een stilte. JANINE: Vertelt u verder. HERMIEN: (het lijkt of ze wakker schiet) Verder vertellen? Zeg, ben jij gek! Ik zit hier niet op een vertelclub. Jij moet vertellen. Hoe ik gelukkig word. Jij gaat me nu gelukkig maken. (tegen Sandra) En jij ook. Vertel me nou eens eerlijk. Denk je dat die man mij gelukkig kan maken? SANDRA: Dat is wat we hier proberen. HERMIEN: Aan proberen hebben we niet zoveel, vinden jullie wel? Dat ken ik, proberen. Halverwege zeggen, jammer, het is mislukt. Jammer, de mayonaise is geschift. Jammer, er zitten klonten in de soep. Proberen. Garanties moet ik hebben. Keiharde garanties. (Janine en Sandra kijken elkaar wanhopig aan. HERMIEN mompelend voor zich uitstarend) Kei-en keiharde garanties. (wendt zich abrupt tot Janine) Janine! Zo heet je toch? JANINE: Zo heet ik. HERMIEN: Janine. Nou wil ik dat je heel eerlijk bent. Zul je heel eerlijk zijn? JANINE: Ik zal het proberen. HERMIEN: Nee, niks proberen. Je moet me beloven echt heel eerlijk te zijn. Beloof je me dat? JANINE: Ik beloof het. Ik zal eerlijk zijn. Wat wilt u weten? HERMIEN: De waarheid. Zul je me de waarheid zeggen? JANINE: Ik zal de waarheid zeggen. HERMIEN: De hele waarheid en niets dan de waarheid? JANINE: De hele waarheid en niets dan de waarheid. HERMIEN: Beloof je me dat echt? JANINE: Dat beloof ik. HERMIEN: (tegen Sandra) Jij ook? (Sandra knikt) Zeg het. Zeg: ik beloof het. SANDRA: Ik beloof het. HERMIEN: (haalt diep adem, wendt zich dan tot Janine) Janine. JANINE: Ja? HERMIEN: Janine. Kun je mij garanderen dat je mij, hoe lang het ook mag duren, dat je mij op den duur gelukkig kunt maken? (Janine staart zwijgend naar de grond) Kun je Me dat garanderen? Voor honderd procent? JANINE: Voor honderd procent? HERMIEN: Stil. Ik doe er wat vanaf. Voor vijfenzeventig procent? Kun je me dat garanderen? JANINE: Garanderen? HERMIEN: Garanderen, ja. Kun je dat, Janine? Kun je dat? (stilte) Kun je dat, Janine? (stilte. Fluistert nu) HERMIEN. Kun je mij gelukkig maken? JANINE: (fluistert ook) Nee. HERMIEN: (nog zachter fluisterend) Wat zeg je, Janine? JANINE: Nee. Ik kan niks garanderen. Nee. HERMIEN: (werpt het hoofd in de nek) Stomme trut, stomme trut. (buigt dan voorover en verbergt zijn hoofd in zijn handen. Schreeuwt het uit) Had dan toch ja gezegd! EINDE